Integriteitskwesties onderzoeken: zo moet het niet
De Tweede Kamer, D66, de PvdA, The Voice en De Wereld Draait Door – alom worden integriteitsonderzoeken ingesteld. Maar hoe meer een kwestie in de maatschappelijke belangstelling staat, des te rommeliger de totstandkoming van deze onderzoeken. Forensisch accountant Peter Schimmel RA vallen drie veel voorkomende valkuilen op.
Als ik het nieuws mag geloven, dan is het triest gesteld in onderzoeksland. Hoe meer de kwestie in de publieke aandacht staat, des te rommeliger de totstandkoming, hoe dubieuzer de keus voor de onderzoeker en hoe vreemder de wijze van opdrachtformulering. Of het nou om The Voice, Volt, D66, PvdA, De Wereld Draait Door (DWDD) of de Tweede Kamer/Khadija Arib gaat, in deze integriteitskwesties is het verbijsterend hoe veelal een bekende naam van een bureau of een persoon de voorkeur krijgt boven een voor de kwestie meest geschikte onderzoeker. Ook over de ideeën die er rondgaan over wie wel of niet de opdrachtgever moet zijn of wie de opdracht moet formuleren, schreeuwt de onervarenheid je tegemoet. Opdrachtgevers nemen hun verantwoordelijkheid niet bij de keuze van onderzoekers en het formuleren van de opdracht of zijn daar wellicht niet toe in staat.
Valkuil 1. Vergeten na te denken over het soort onderzoek dat gewenst is
Als je ooit een kwast in de verf hebt gedoopt, maakt je dat nog geen professionele huisschilder. Onderzoek van integriteitskwesties is een deskundigheid, een vak, dat zich door opleiding en lange praktijkervaring laat vormen en waarin verschillende richtingen zijn te onderscheiden. Bovendien is er nogal een verschil tussen onderzoekers. Zo is de een gevormd in onderzoek naar sociale integriteitkwesties, weet een ander hoe je daderschap moet vaststellen en weer een ander onderscheidt zich in feitenonderzoek voor de civiele rechtspraak. En daarbinnen heb je weer allerlei specialismen. Het is dus mogelijk een juiste keuze te maken. Toch verzuimen opdrachtgevers dat dikwijls en doen zij maar wat, terwijl het voor de betrokkenen vaak om zeer gevoelige en soms zelfs leven veranderende kwesties gaat.
Valkuil 2. Kiezen voor een onderzoeker die niet past bij de opdracht
In het Tweede Kameronderzoek is voor recherchebureau Hoffmann gekozen, een dadergerichte onderzoeksorganisatie, hetgeen daarmee de betrokkenen al bij voorbaat een stempel geeft. In het geval van het DWDD-onderzoek viel de keus op voormalig minister Martin van Rijn, een bekende Nederlander, waarvan vaststaat dat hij een prima bestuurder en minister was, maar niet omdat hij enige onderzoekservaring heeft. Van Rijn wordt bovendien bijgestaan door onafhankelijke adviseurs, waaronder Mariëtte Hamer, in haar rol als regeringscommissaris seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld. Bij het persoonsgerichte onderzoek naar de Europarlementariër bij D66 is voor Francine Giskes gekozen, die voormalig onderzoeker van de Algemene Rekenkamer is, terwijl het om een persoonsgericht onderzoek ging – en laat de Algemene Rekenkamer dat soort onderzoeken nou net niet verrichten. In het geval van The Voice is voor advocatenkantoor Van Doorne gekozen, terwijl het om sociale integriteit gaat en niet om juridische duiding of bijstand.
Particuliere onderzoekers hebben te maken met voor hen geldende wetgeving. Zo mag je in Nederland als externe onderzoeker niet het functioneren, handelen of nalaten van een (rechts-) persoon onderzoeken als je daartoe geen wettelijke vergunning hebt of lid bent van een bepaalde gereguleerde beroepsgroep, waarop tuchtrecht van toepassing is. In een aantal gevallen, zoals dat van het onderzoek binnen de PvdA, door bureau Bezemer & Schubad, is daarin niet voorzien.
Valkuil 3. De opdrachtformulering onzorgvuldig afbakenen
En dan de opdrachtformulering, die wordt het liefst door een commissie van opdrachtgever in beton gegoten of juist geheel aan de onderzoeker overgelaten ‘uit onafhankelijkheid.’ In het eerste geval gun je de onderzoeker zijn of haar verantwoordelijkheid niet en zit je met de gebakken peren als de opdrachtnemer zo’n opdracht letterlijk uitvoert. Je moet niet verrast zijn als het onderzoek daardoor eindeloos blijkt te duren en de kosten zeer hoog uitpakken. Bij het onderzoek door Deloitte naar de mondkapjesdeal lijkt zoiets te spelen. In het tweede geval (neem bijvoorbeeld DWDD) neem je die verantwoordelijkheid juist niet als opdrachtgever en moet je niet verrast zijn dat de onderzoeker iets heel anders gaat doen dan jij had verwacht. En ingrijpen mag niet vanuit de geclaimde onafhankelijkheid. Dat bij D66 bijvoorbeeld toch is ingegrepen, heeft als gevolg gehad dat het onderzoek in diskrediet is gebracht.
Opdrachten formuleren vindt in dialoog plaats tussen opdrachtgever en opdrachtnemer. Hierbij geeft de opdrachtgever precies aan wat hij of zij met de uitkomsten gaat doen of wil bereiken en welk normenkader van toepassing wordt geacht. De opdrachtgever schetst vervolgens een onderzoekontwerp, waarin opgenomen de beoordelingsvragen (gesloten) die de opdrachtgever wenst te kunnen beantwoorden op basis van de uitkomsten van de onderzoeksvragen (open) die de onderzoeker daartoe feitelijk gaat beantwoorden en de werkzaamheden die hij daartoe noodzakelijk acht te gaan verrichten. Opdrachtgever en -nemer dienen voorafgaande overeenstemming te bereiken over het onderzoekontwerp.
Voorkom verrassingen
Een opdrachtgever die een willekeurige onderzoeker kiest en die onderzoeker de opdracht laat formuleren, loopt een grote kans op een onaangename verrassing. Vergelijk het met de man die uit de willekeurig gekozen tattoosalon komt met een voor hem onbekende naam op zijn voorhoofd, na gezegd te hebben ‘doe maar wat.’ Een deskundige onderzoeker accepteert zo’n opdracht niet. Ook daarom moet je de juiste onderzoeker uitkiezen.
Deze blog verscheen eerder op accountancyvanmorgen.nl

drs. Peter Schimmel RA CFE
Forensisch Accountant te Hilversum